Sergeant Silberbauer pakte de acht onderduikers aan de Prinsengracht op
De Amsterdamse Gerrit van der Veenstraat (zijstraat van de Beethovenstraat) heette eerst de Euterpestraat, een beladen straatnaam want
hier was het hoofdkwartier van de Duitse politie gevestigd: de SD (Sicherheitsdienst.)
Nu zit daar de Gerrit van der Veenschool in, Gerrit van der Veen was een verzetsstrijder in de Tweede Wereldoorlog
(link.)
Julius Dettmann was SS-luitenant en baas van, onder andere, Karl Silberbauer, op 4 augustus 1944 krijgt Dettmann een telefoontje dat er
aan de Prinsengracht Joden ondergedoken zitten, hij geeft een van zijn sergeants, Silberbauer, opdracht er met wat mannen
heen te gaan om onderduikers op te pakken.
Die brengt de acht naar de gevangenis aan de Weteringschans vanwaar ze later via Westerbork naar Auschwitz worden gestuurd. Na de
oorlog (31 juli 1945, vlak voordat hij terecht moest staan) pleegde Dettmann zelfmoord en hoewel Silberbauer meermaals werd verhoord
kreeg hij maar enkele maanden cel, later zou blijken dat hij kort na terugkomst in Duitsland in dienst was getreden bij de Duitse
Veiligheidsdienst.
Silberbauer had 'slechts' de bevelen van hogerhand uitgevoerd. Ook een gunstige verklaring van Otto Fank sprak in zijn voordeel.
Miep Gies
Toen de onderduikers werden opgepakt was het antwoord op waar ze naar toe werden gebracht 'de Euterpestraat'. Dat bracht een
schok teweeg want dan wist je dat de kans dat ze terugkwamen uiterst klein was, de SD zond doorgaans iedereen die via de Euterpestraat
kwam door naar een kamp of werd onderworpen aan een zwaar verhoor waarbij martelingen eerder regel dan uitzondering waren.
Miep Gies ging tweemaal, op 5 en 7 augustus 1942 met geld naar de SD om haar vrienden vrij te kopen, ze wist bij wie ze moest
zijn; Karl Silberbauer, maar hij stuurde haar de eerste keer weg met de boodschap om de volgende dag maar terug te komen. Silberbauer was dus niet
zomaar bereid haar te helpen de acht terug te halen.
Het Duitse gezag had stricte opdracht gegeven dat er niet met de regels gemarchandeerd kon worden, gevallen van omkoping waren al langer bekend
en zo op het eind van de oorlog wilde men dat met alle macht voorkomen. Silberbauer was dus bang, Miep kwam na twee dagen terug. Hij zei toen
dat hij helemaal niets
voor haar kon doen en dat ze maar 'naar boven' moest gaan, doelend op het kantoor van zijn bazen, waaronder Julius Dettmann.
>>> WEBSITE MIEP GIES, ZEER DE MOEITE WAARD! >>>
Toen ze daar binnenkwam zag ze een aantal officieren die zij uiteraard niet kende, ze luisterden naar de radio, de BBC. Dat was hoogverraad
want niemand, ook de Duitsers zelf niet, mochten naar de BBC luisteren. Toen de mannen haar zagen schreeuwden ze iets in de geest
van 'wat moet je hier, oprotten', wellicht dachten ze dat ze personeel was want niemand kwam onaangekondigd zo hoog in het gebouw.
Miep schrok en vertrok, ze kwam nooit meer terug.
Silberbauer werd later tweemaal geconfronteerd met de lezing van Miep Gies, hij ontkende in alle toonaarden haar ooit aan de Euterpestraat
te hebben gezien, wel kende hij haar uiteraard, want tijdens de inval aan de Prinsengracht sprak hij haar, zij kwamen beiden uit Wenen en
converseerden in plaatselijk dialect.
Waarschijnlijk was dat ook de reden waarom hij haar toen ongemoeid liet.
Betrouwbare 'verklikker'
Normaal gesproken reageerde de SD niet op anonieme telefoontjes, wel als een melding uit betrouwbare bron kwam. En dat laatste was het
geval want Silberbauer zei tijdens de verhoren dat Julius Dettmann hem de opdracht gaf de onderduikers op te halen, de informatie zou
afkomstig zijn van iemand die zij kenden als zijnde betrouwbaar. Er behoefde geen onderzoek te worden gedaan naar de herkomst
en betrouwbaarheid van het veraad.
Silberbauer viel dus het huis binnen met vier NSB'ers en eiste van de aanwezigen dat ze hem hun geld en sieraden gaven, hij pakte
een tas en gooide de inhoud op de grond, het was de tas van Anne waarin haar dagboekpapieren zaten. Het geld en sieraden stopte hij in
de tas en schopte de papieren van Anne aan de kant. De onderduikers mochten wat kleren meenemen, verder niets. Wat er op dat moment
met het dagboek van Margot Frank gebeurde is nooit duidelijk geworden.
Bep en Miep blijven in verwarring en angst achter, Victor Kugler en Johannes Kleiman werden eveneens gearresteerd maar later, na korte detentie in een
kamp, vrijgelaten. Op de grond lagen onder andere de dagboekpapieren van Anne, de vrouwen namen alles mee naar beneden en Miep hield dit in een la
totdat Otto Frank weer terugkwam, het is dan vrede en zeven van de acht onderduikers zijn dood.
Pulsen
Vier dagen later (sommigen zeggen zes), op 8 augustus, wordt het Achterhuis in opdracht van de Duitsers leeggehaald. Diezelfde dag gaan
alle onderduikers naar kamp Westerbork. Meestal vindt het 'pulsen' (leeghalen van huizen waar Joden hebben gewoond) pas na enkele dagen plaats
omdat de opdracht tot deportatie gelijk met dat van het pulsen wordt getekend en uitgevaardigd. Dat het huis op 10 of 11 augustus is
leeggehaald ligt dus iets meer voor de hand dan dat dat op de achtste gebeurde.
Later zou Otto Frank erachter zijn gekomen wie de verrader was, hij heeft meermaals gezegd: "het was een Joodse die ons verraden heeft". De
reden dat hij de naam nooit onthuld heeft, zelfs niet aan zijn tweede vrouw (of die zweeg ook), was dat het hoogstwaarschijnlijk ging om
iemand uit hun nabijheid.
Otto wilde anti-semieten niet de gelegenheid geven dit aan te grijpen om te zeggen dat Joden elkaar niet vertrouwden en voor
geld verraadden aan de Duitsers.
Of dit klopt zullen we waarschijnlijk nooit weten omdat alle betrokkenen inmiddels zijn overleden. Wat wel nog een mogelijkheid is, die ook het
NIOD openhoudt, is dat er ergens in een Amerikaans, Duits, Zwitsers of Nederlands archief documenten liggen die nog niet
geînventariseerd zijn. Maar dat de dader nog leeft is uitgesloten.
Toch hechten velen er waarde aan om te weten te komen wie de uiteindelijke verrader was. Zo ook ik. Wat het nut zal zijn weet ik niet
want tot een veroordeling zal het uiteraard nooit meer komen. Wel wordt er een hoofdstuk mee afgesloten en dat is op zich ook wat waard.
Kortom: de zoektocht zal voorlopig wel doorgaan.
Bewijs vernietigd
Op 26 november 1944 werd het gebouw van de SD gebombardeerd, de Duitsers verplaatsten daarop de burelen. Nadeel van het bombardement
was dat er documenten verloren gingen die na de oorlog hadden kunnen dienen als bewijs tegen de nazi's en collaborateurs. Bovendien
vielen er meer slachtoffers onder Nederlandse burgers dan onder de nazi's.
Over de mogelijke daders lees je meer op deze site. Er komen tijdens mijn research steeds meer 'kandidaten' bij wat het er zeker niet
eenvoudiger op maakt.
Karl Silberbauer na de oorlog
Silberbauer werd dus in Wenen geboren en nam vrijwillig dienst bij de Gestapo, vanaf november 1943 werd hij gestationeerd in Nederland
bij de SD in de Euterpestraat. Na de oorlog werd hij politie-agent in Oostenrijk. Simon Wiesenthal verzocht Otto Frank in 1958 mee
te werken aan het opsporen en veroordeeld krijgen van Silberbauer, Frank weigerde.
Toen Wiesenthal voldoende bewijs meende te hebben en Silberbauer in Wenen liet aanhouden kwam het niet tot een proces dus ook niet tot
een veroordeling omdat er geconcludeerd werd dat Karl slechts bevelen had opgevolgd. Otto Frank verklaarde bovendien dat Silberbauer zich
bij de arrestatie van de onderduikers uiterst correct had gedragen.
Iets wat door Miep Gies niet werd onderschreven want zowel tegen haar, Otto en de anderen was Silberbauer uiterst grof
geweest. Daar kwam pas verandering in toen Miep Gies zei dat ze net als Silberbauer uit Wenen kwam. Otto Frank zei dat hij in de Eerste
Wereldoorlog luitenant was geweest, een hogere rang dan die Silberbauer had.
Silberbauer was, zo bleek later, jarenlang spion voor de Binnenlandse Veiligheidsdient van Duitsland en werd voor de vorm politie-agent, een
functie die tijdelijk werd opgeschort, maar na het gerechtelijk onderzoek mocht hij zijn werk weer oppakken. Hij overleed op 2 september
1972, aldus het
Simon Wiesenthal Centrum.
Wie is erger?
De rol van Silberbauer werd kleiner geacht dan die in werkelijkheid was. Een van zijn bazen was Willy Lages (een van de vier van Breda) die veel aan
Silberbauer overliet. Silberbauer was belast met het opsporen van Joden, Engelse vliegers en hun helpers. Lages tekende dan
weliswaar alle transport- en executie-orders, maar Silberbauer handelde voornamelijk op eigen houtje.
Dat zijn capaciteiten niet onopgemerkt zijn gebleven bleek na de oorlog uit het feit dat hij vrij snel als geheim agent aan de slag ging
en als taak had misdadigers op te sporen en voor het gerecht te brengen. Onmiskenbaar was 'jagen' een van Silberbauers' grootste capaciteiten.